Water zaaien in de Andes

Ook in Peru smelten de gletsjers in een gestaag tempo. Soms lijkt dat een zegen, zoals in de kustregio waar een irrigatie­project met het smeltwater de woestijn groen kleurde. Maar die zegen is weinig duurzaam: de ijsvoorraad is inmiddels geslonken. In het hooggebergte van Ayacucho legden vier Quechua­zussen 125 bergmeertjes aan om de functie van de verdwenen gletsjers over te nemen.

Donkere wolken pakken zich samen boven het bergmeertje. Een meeuw vliegt krijsend over. “Er komt een hagelbui aan”, constateert Victoria Machaca. Ze woont in Quispillaccta, een Quechua-dorp in het Peruaanse Andesgebergte. “De meeuw zegt dat we beter een schuilplaats kunnen zoeken.” Even later zitten we gehurkt naast een rotspartij, dekking zoekend voor dikke hagelstenen die bergjes vormen tussen de goudgele ichos, op helmgras lijkende grassen. “De natuur heeft altijd gelijk”, concludeert Victoria, ineengedoken onder haar gekleurde wollen omslagdoek. Het bergmeertje, of qocha, zoals de Andes-bewoners zeggen, is het resultaat van wat Marcela, Magdalena, Lydia en Victoria Machaca het ‘zaaien en oogsten van regenwater’ noemen. De zussen zijn alle vier agrarisch ingenieur. Onder hun begeleiding, via hun stichting Asociación Bartolomé Aripaylla (ABA), creëerden de bewoners van Quispillaccta sinds 1995 109 van deze waterreservoirs in het Andesgebergte. De qocha’s vangen in de regentijd water op en houden dat vast voor drogere tijden.

De meertjes brachten een radicale verandering voor de inheemse boerenbewoners. Tot de jaren 80 waren de hoogste bergtoppen in dit gebied nog bedekt met ijs. Deze gletsjers functioneerden als natuurlijke waterreservoirs, die in de droge tijd (van april tot oktober) de rivieren en beekjes voedden met smeltwater, waarna in de regentijd de ijsvoorraad weer werd aangevuld met sneeuw. Maar klimaatopwarming deed de gletsjers verdwijnen en het gebied verdroogde tot een toendra-achtige vlakte, waar weinig meer groeide. Tot wanhoop van de bewoners, die van kleinschalige landbouw en veehouderij leven.

Smeltwater

In Peru, op de toppen van het uitgestrekte Andesgebergte, bevindt zich 71 procent van alle tropische gletsjers (in het tropische gebied rondom de evenaar) van Zuid-Amerika. Van de twintig bergketens met eeuwige sneeuw, zijn de ijskappen van twee van deze ketens al helemaal weggesmolten. Van andere bergketens is in de afgelopen 40 jaar bijna de helft van het ijs verdwenen. Dat heeft uiteenlopende gevolgen voor de zoetwatervoorziening in Peru, waar zo’n 4 miljoen inwoners direct afhankelijk zijn van het smeltwater van deze ijsmassa’s.

Naast waterschaarste en het ontstaan van overstromingen door afbrokkelende gletsjers, zorgden de smeltende gletsjers soms ook voor ongekende economische voorspoed. In de kustregio La Libertad bijvoorbeeld, waar het smeltwater tienduizenden hectares dorre woestijn omtoverde in vruchtbare valleien. Tot eind jaren 80 was dit een dunbevolkte woestijnregio, waar kleine boeren putten groeven om hun stukjes land te bewateren. De omslag kwam met Chavimochic, een 960 miljoen dollar kostend irrigatie project van de Peruaanse overheid om de woestijnen in het noorden te transformeren tot vruchtbare grond voor industriële landbouw. Er werd een 155 kilometer lang kanaal aangelegd om het water van de rivier de Santa om te leiden naar de valleien van La Libertad, in plaats van in zee te stromen. En zo kleurde de dorre woestijnregio langzaam groen. Wie nu de Panamerikaanse snelweg door het Peruaanse noorden afrijdt, ziet eindeloze plantages met suikerriet, blauwe bessen en asperges, afgewisseld met plukjes woestijn. Aan de ene kant schittert de zee, aan de andere kant liggen de droge uitlopers van het Andesgebergte. De rijen avocadobomen groeien tot letterlijk op het strand, direct in het mulle zand. “Dichter bij de zee konden we niet komen”, grapt agro-industrieel Yuri Armas, wijzend op zijn avocadobomen op enkele meters van de Stille Oceaan.

Dankzij het water van het Chavimochic- project dient nu 28 duizend hectare woestijn als landbouwgrond, waarmee La Libertad uitgroeide tot een van de belangrijkste regio’s voor agro-export in het land – goed voor een omzet van meer dan 1500 miljoen dollar in 2020. Ook de werkgelegenheid groeide exponentieel. Vanuit alle delen van Peru trokken mensen naar La Libertad op zoek naar werk. Inmiddels leven zo’n 125 duizend families van de agro-export.

Op rantsoen

De vraag is, voor hoe lang nog? Het succes van Chavimochic is deels afhankelijk van de gletsjers in de Cordillera Blanca-bergketen, die in de droge tijd de Santa-rivier voeden met smeltwater. Maar ook deze gletsjers verdwijnen in hoog tempo. “Vroeger was het waterniveau van de Santa altijd op peil en spraken we van eeuwige sneeuw in de Cordillera Blanca”, zegt César Portocarrero, een Peruaans glacioloog met een halve eeuw ervaring in het onderzoeken van gletsjers. “Maar van de 723 vierkante kilometer ijs-oppervlakte van de Cordillera Blanca is in 40 jaar tijd bijna de helft verdwenen. Daarom komt er nu elke dag minder water met de rivier naar beneden.”

Avocadoplantage aan zee.

“Het is normaal dat het niveau van de rivier in de droge tijd daalt. Maar zo laag als in de afgelopen jaren, dat zagen we niet eerder”, bevestigt Luis Lozada Morales, voorzitter van de Commissie voor de Gebruikers van Water in de Viru-vallei. Zijn commissie is verantwoordelijk voor het verdelen van het water van Chavimochic onder alle agrariërs in de vallei, van klein tot industrieel. Hoewel in principe het water eerlijk wordt verdeeld, zijn het in de praktijk vooral de kleine boeren die lijden onder het droogvallen van het irrigatiekanaal: “De agro-industrie heeft minder last van de schaarste, want zij hebben hun eigen reservoirs en waterputten, en ze gebruiken druppelirrigatie voor hun gewassen. Hierdoor hebben ze relatief minder water van Chavimochic nodig”, zegt Lozada Morales. Agro-industrieel Yuri Armas spreekt dat tegen: “Ook wij zijn op rantsoen. Onze productiecapaciteit ligt nu op twee derde van wat het zou moeten zijn, omdat we niet genoeg kunnen irrigeren.”

De Peruaanse overheid heeft vooralsnog weinig antwoorden op de crisis. In plaats van naar duurzame oplossingen te zoeken, maakt ze plannen voor de uitbreiding van het project met nog een irrigatiekanaal. Dat de voorraad water eindig is, en duurzamer oplossingen nodig zijn, lijkt ze niet te willen erkennen.

Van gletsjers naar qocha’s

Het kan ook anders, laten de Quechua- gemeenschappen in Ayacucho zien. “Dit hele gebied was begin jaren 90 droog en kaalgevreten door de dieren”, zegt Victoria Machaca, terwijl we wachten tot de hagelbui voorbijtrekt. “We waren ten einde raad.” Het keerpunt kwam in 1991, een jaar van extreme droogte. Op zoek naar oplossingen voor de waterschaarste besloten de zussen een inheemse techniek van hun voorouders nieuw leven in te blazen. “Door de jaren van conflict (de strijd tussen de maoïstische rebellenbeweging Lichtend Pad en het Peruaanse leger van 1980 tot 1999 – red.), was veel van onze traditionele kennis verloren gegaan, en zorgden we niet langer voor de natuur”, vervolgt Victoria. “Maar toen herinnerden we ons de techniek van qucha chapay, waar onze grootouders ons over vertelden toen we klein waren.”

Qucha chapay begint bij het opslaan van regenwater in waterreservoirs door middel van het aanleggen van dammen in van nature aanwezige dieptes in de bergen. De zussen legden, samen met tien families, een eerste meer aan op 4500 meter hoogte. Weinig mensen hadden vertrouwen in het slagen van het project: “Het gebied was zó droog, dat het jaren duurde voordat zich een meer vormde. En omdat de reservoirs gebouwd zijn met natuurlijke materialen, zonder cement of ijzeren sluisdeuren, geloofde men niet dat het zou werken”, zegt Marcela Machaca, de oudste van de vier zussen. Toch duurde het niet lang voordat de effecten zichtbaar werden. Hoewel het reservoir zelf pas na een jaar of tien een volwaardig meer zou zijn, zorgde het opgevangen regenwater benedenstrooms voor het her opleven van opgedroogde waterbronnen en ontstonden nieuwe weidegronden voor het vee. Het voorheen zo droge landschap kleurde weer groener en de boeren hadden ook in de droge tijd weer toegang tot water voor hun gewassen en hun dieren. Nu, 30 jaar later, telt de Ayacucho-regio 125 qocha’s. “De meertjes vervullen nu de rol van de gletsjers van 50 jaar geleden”, zegt Magdalena. “Ze vangen in de regentijd het water op en laten dat in de droge tijd langzaam door sijpelen naar het grondwater van lager gelegen gebieden. Zo blijft het waterniveau van de lagergelegen beekjes en rivieren ook in de droge tijd van het jaar op peil. En net als bij de gletsjers wordt het meer weer aangevuld in de regentijd.”

Qocha’s worden aangelegd in van nature aanwezige dieptes in de bergen.

Water wil samenleven

Een groot deel van het succes van het project is te danken aan de eenvoud ervan. “Alle meren zijn aangelegd door de gemeenschappen zelf. Wij helpen ze met het identificeren van de juiste plek voor het reservoir en zorgen voor de gereedschappen”, zegt Victoria. “Vaak hebben ze zelf al de juiste plek aangewezen, onbewust. Bijvoorbeeld wanneer ze een diepte in de bergen tapacocha noemen, ‘nest van water’, omdat er in de regentijd water blijft staan. Dat is een indicator dat er klei in de grond zit, wat ervoor zorgt dat zich een meer vormt wanneer we een dam aanleggen.”

Nog een voordeel zijn de lage kosten van het project. “Alle qocha’s zijn aangelegd met een faena comunal, het collectieve werk in onze inheemse gemeenschappen waaraan elk lid verplicht is deel te nemen. Op dezelfde manier bouwen we ook huizen en zaaien we de gemeenschapsgrond in aan het begin van het regenseizoen. En omdat we alleen materialen uit de natuur gebruiken voor het bouwen van de dijken, zoals stenen en klei, zijn er nauwelijks materiële kosten.”

Naast het indammen van een reservoir, bestaat qucha chapay ook uit het introdu­ceren van waterplanten en vissen zoals forel­len. “Wij zien het water als onze moeder. En net als een moeder wil het water samen­leven met haar familie, zoals de algen, de vissen en alles wat met het water te maken heeft. Daarom zorgen we ervoor dat het water niet alleen is, maar haar hele eco­systeem om zich heen heeft”, legt Marcela uit, uitkijkend over het water waar af en toe een forel uit opduikt. “Wij zijn weliswaar agrarisch ingenieurs, maar voor wat we hier doen, bestaat geen ontwerp of technische rechtvaardiging”, zegt Magdalena lachend. “Op de universiteit leren we om de natuur te domineren, om het water als niet meer dan een grondstof te beschouwen. Wat wij doen is: ons gezond verstand en de kennis van onze voorouders gebruiken. We faciliteren de natuur en tegelijkertijd leren we van haar, want zij laat ons zien waar er water is. Dat is onze ‘engineering’.”

De transformatie van het landschap dankzij de meren is duidelijk te zien. Ondanks de tijd van mijn bezoek, aan het einde van het droge seizoen, is er nog steeds overal water in het gebied. Niet alleen in de meren, maar ook in de beekjes benedenstrooms en in de grond zelf. “Kijk! Hier is water”, zegt Magdalena, en stampt op het stugge, korte berggras. Ter illustratie beginnen Marcela en Lydia op en neer te springen. “Voel je hoe de grond terugveert?”

Snel, goedkoop en duurzaam

De resultaten van de qocha’s zijn niet onop­gemerkt gebleven. De zussen begeleidden een soortgelijk project voor de Organisatie voor Onderzoek en Integrale Ontwikkeling (AIDER) in Costa Rica, een organisatie die duurzame oplossingen voor klimaatverande­ring promoot in Latijns ­Amerika. De Macha­ca’s gaven de aftrap met het aanleggen van vijf reservoirs in de droge Guanacaste­regio in Costa Rica, vertelt Gustavo Solano, de coördinator van het project. Daarna hebben de lokale gemeenschappen met financiering van de overheid nog veertig meertjes aan­gelegd. “De inheemse techniek van zaaien en oogsten van regenwater is goedkoop, een­voudig en duurzaam. Zo bleek uit onderzoek in Costa Rica dat het aanleggen van een reservoir ongeveer een dollar per kubieke meter water kost en bovendien per kubieke meter een dollar per maand aan werk­gelegenheid creëert.”

Volgens Solano zijn deze duurzame oplossin­gen, gebaseerd op de natuur, essentieel in het kader van klimaatverandering: “De qocha’s hebben bijna geen impact op de natuur en zijn makkelijk toe te passen, door de gemeenschappen zelf. Daardoor zijn het ook snelle oplossingen, terwijl grote projec­ten van de overheid doorgaans veel meer tijd kosten. In deze regio, waar de tempera­turen stijgen en de droogte toeneemt, heb­ben rurale gemeenschappen geen andere keus dan zich aan te passen aan de omstan­digheden. Het is de enige manier om te over­leven.”

“Alles in de natuur heeft leven, en dat leven moet je respecteren”, zegt Victoria Machaca. “Als je niet begrijpt dat het water als een moeder voor je is, dan zal je haar uitbuiten en vervuilen. Daarom zeggen we dat je het water moet zaaien en ‘opvoeden’, voordat je het kan gebruiken. Want alleen wie zaait, kan oogsten.”

Lydia en Marcela laten zien hoe de grond weer water vasthoudt.

Deze publicatie werd gemaakt met financiële steun van de Europese Unie. De inhoud ervan valt uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van Ynske Boersma en Down to Earth, en weerspiegelt niet noodzakelijk de standpunten van de Europese Unie.