Vallei vol wild

De donkere sterrenhemel wordt om de paar seconden verlicht door de bliksemschichten van het onweer dat kilometers verderop al flink tekeergaat. Onze chauffeur, Frank Sowa, kijkt vorsend naar mijn niet zo stormbestendige trui en haalt een gele prop tevoorschijn. “Wil je soms een regenjas?” Ineens verschijnt een man naast de auto. Hij grijnst en stelt zich voor als Joseph, parkranger. Op zijn hoofd prijkt een groene jagershoed, aan zijn schouder bungelt een geweer.

“Dat is een kalasjnikov,” fluistert reisgenoot Bob, met onverholen opwinding. We vragen ons af waar het ding voor is – voor een rendez-vous met een boze buffel of om eventuele stropers naar het dodenrijk te verjagen?

In korte tijd betrekt de lucht en het begint te regenen. Snel rollen de mannen een canvas dakje uit over het ijzeren frame van de Land Rover, waarna we vertrekken. Frank rijdt, Joseph zit ernaast. Gids Chrisple zit op de motorkap van de auto, met in zijn handen een schijnwerper waarmee hij koortsachtig in het rond schijnt – niet om de chauffeur bij te lichten, maar om ons een glimp van het nachtelijk wildleven te gunnen.

We zijn in Lake Manyara, een relatief klein natuurreservaat (330 vierkante kilometer) in het noorden van Tanzania. Het park strekt zich uit langs de westkant van de Grote Riftvallei, de zesduizend kilometer lange kloof die loopt van Libanon tot aan Mozambique.

De vallei, het gevolg van scheurende aardplaten, heeft het landschap in de loop van de afgelopen dertig miljoen jaar drastisch veranderd. Al het natuurschoon dat we deze dagen bezoeken, bevindt zich in deze kloof: de geïmplodeerde vulkaan Ngorongoro, de vele zoutmeren, Afrika’s hoogste berg, de Kilimanjaro, zelfs een actieve vulkaan.

Immense dierentuin

En Lake Manyara dus, met als naamgever een groot zoutmeer waarvan de randen roze zijn gekleurd door de vele flamingo’s. Nog maar een paar uur geleden, toen de zon genadeloos hoog aan de hemel brandde, stonden we in hetzelfde park, kijkend naar een paar poedelende nijlpaarden.

“Het is allemaal begonnen in deze vallei en mogelijk eindigt het hier ook,” aldus gids Joseph Kitia (68) met enig gevoel voor dramatiek. Al bijna veertig jaar loodst hij toeristen door de bushbush, vertelt hij aan het begin van onze trip. Joseph kent alle dieren, verstaat hun geluiden; soms beantwoordt hij ze zelfs, om ze uit hun tent te lokken.

De omineuze voorspelling van Joseph is tweeledig. De kloof waarin we ons bevinden wordt elk jaar een stukje wijder, en de valleibodem een stukje lager. Gaat dat zo door, dan zal dit deel van Oost-Afrika over zo’n drie miljoen jaar veranderen in een eiland. Maar ook de mensheid, die even verderop in dezelfde vallei zijn oorsprong zou vinden, vormt een bedreiging. “De mensheid is ontstaan om de aarde om zeep te helpen,” zegt Joseph, doelend op onze vele ingrepen in de natuur. “Laten we dat samen voorkomen.”

Dan gooit het nijlpaard verderop zijn enorme bek wijd open. Een tiental telelenzen draait weg om in te zoomen op het dier. Einde presentatie; we zijn hier gekomen om wilde dieren te spotten. In Lake Manyara zijn dat onder andere honderden vogelsoorten als flamingo’s, pelikanen en adelaars, maar ook de Big Five minus de neushoorn (stropers waren ons voor), giraffen, zebra’s en andere grote zoogdieren.

De boomklimmende leeuwen die graag op de takken van de acacia’s rusten en waar Manyara om bekendstaat, zien we deze middag niet. Wel een dicht regenwoud bij de ingang van het park dat wordt gevoed door de ondergrondse rivieren. In de takken en op de grond slingeren vele bavianen en andere aapsoorten, en vinden bosbokken en dikdiks (een kleine antilope) een plek in de schaduw.

Eenmaal uit het bos, op de open grasvlakte, treffen we een paar olifanten. Op hun dooie gemak banjeren ze voor ons uit. Zo zullen we nog veel meer overstekend wild tegenkomen tijdens deze game drive: zebra’s, giraffen, gnoes, impala’s. De dieren zijn zo op hun gemak met de ronkende fourwheeldrives, dat het soms lijkt alsof we door een immense dierentuin rijden. “Ze weten dat we in de auto blijven, daarom zijn ze niet bang,” verklaart onze chauffeur.

Kort na het vallen van de duisternis, na een maaltijd op de rand van de vallei, rijden Frank en Chrisple ons terug naar het park, ditmaal voor een nachtelijke tocht. Waarom in godsnaam ’s nachts op safari gaan? Wel, naar verluidt komt de natuur juist dan tot leven. Nijlpaarden klimmen uit hun poel om zich te goed te doen aan sappig gras (of een soortgenoot te bespringen), nachtdieren als de caracal of genetkat komen uit hun schuilplaats om op zoek te gaan naar eten.

De schijnwerper blijft in een tak hangen. Een galago, een soort halfaap, kijkt verschrikt terug – zijn ogen oranjegeel reflecterend in het lamplicht. Even later treffen we ook een kleine variant, die nog het meeste wegheeft van een Gremlin. “Dat is een bush baby,” zegt Frank. De roep doet denken aan het gehuil van een baby, vandaar. “En kijk daar, een mot,” wijst hij. Niet echt een lid van de Big Five, maar hé, we kwamen tenslotte voor het nachtleven.

Natuurkrachten

Dan begint het pas echt te regenen. Een tropische zondvloed; ongenadig hard stort het water naar beneden. Het canvas dakje blijkt zinloos te zijn. We kruipen tegen elkaar aan en trekken een velddeken over ons heen, terwijl Frank de jeep dieper het park instuurt. Ondertussen zoekt de man voorop nog altijd onverstoorbaar door naar de ons beloofde wilde dieren. Wij, de toeristen die hem dit aandoen, schamen ons diep. “Die man heeft de slechtste dag van zijn leven,” roept Bob boven de storm uit, ten overvloede.

We vragen ons ook af welke dieren zich nog naar buiten zullen wagen met dit weer. Buffels dus, blijkt als even later een groepje ogen geel oplicht in de schijnwerper. De kudde blijft even verdwaasd staan en verdwijnt dan in de struiken.

Even later, op de open vlakte, stopt de regen. Voor even. We horen het blaffende geluid van een nijlpaard. Even later zien we het dier ook. Plompverloren hobbelt het beest over de weg, voor onze jeep uit, om na een tiental meters al even onhandig het moeras in te glijden.

Ondertussen onweert het onverminderd hard verder. Bij elke bliksemschicht lichten de plassen in het moeras op spookachtige wijze op. “Dit zijn pas natuurkrachten,” zeggen we tegen elkaar. Wanneer het nogmaals begint te hozen, besluiten de gidsen terug te keren. Rukwinden en blikseminslagen blijken de weg terug in een hindernisbaan te hebben veranderd. We rijden dwars door struiken en om gevallen bomen heen, het zicht ontnomen door de slagregens. “Zijn jullie oké?” vraagt onze ranger, het geweer nog altijd dicht tegen zich aan. We zijn oké.

Dat het hier mogelijk ook eindigt? We kunnen het ons na deze avond levendig voorstellen. Gelukkig hebben we nog zo’n drie miljoen jaar te gaan.

€€€ LAKE MANYARA SERENA LODGE

Aan de rand van de vallei, met geweldig uitzicht over het park. Vanaf 188 euro voor een tweepersoonsbungalow.

www.serenahotels.com

€€ OL MESERA TENTED CAMP

Kleine accommodatie met luxe safaritenten tussen de baobabs, vanaf 170 euro voor twee personen.

www.ol-mesera.com

€ PANORAMA SAFARI CAMP

Met al even geweldig uitzicht als eerstgenoemde locatie. Je mag je eigen tent opzetten of kunt er één huren. Een nacht kamperen kost rond de vijf euro. Je vindt de camping net buiten het naastgelegen dorp Mto Wa Mbu.

Valuta de nationale munt is de shilling, ook Amerikaanse dollars worden overal geaccepteerd. Eén euro is (op het moment van schrijven) zo’n 2200 shilling.

Beste reistijd Lake Manyara is het hele jaar door te bezoeken. Om grote dieren te spotten ga je het beste tussen juni en oktober, vogelaars reizen tussen november en juni.

Op safari Shella Beach Tours organiseert alle mogelijke safari’s in Tanzania, inclusief accommodatie. www.shellabeachtours.com

Wayo Africa organiseert night game drives in Lake Manyara Park. Kosten rond de 50 dollar per persoon, plus de kosten van de entree voor het park. Te boeken via www.exploretanzania.nl

GEMIDDELDE PRIJZEN

Biertje van zo’n vijfduizend shilling (ruim twee euro) voor een toerist, tot een fractie daarvan voor een local.

Koffie niet aan te raden, je kunt beter thee drinken, net als de Tanzanianen.