Het was even schrikken voor de Colombiaanse student Stiven Claros toen hij nietsvermoedend een empanada, een gefrituurd deegflapje, bestelde bij een vriendelijke straatverkoopster in Bogota.
Hij was hongerig van een lange dag in de collegebanken. Plotseling omsingelden maar liefst zeven politieagenten Claros en zijn drie vrienden, eveneens met een vettig deegflapje in de handen, en slingerden het viertal op de bon voor een bedrag van 883.000 peso, ruim 230 euro. Per persoon.
De studenten maakten met hun aankoop een „oneigenlijk gebruik van de openbare ruimte”, aldus de agenten. Ze doelden op een artikel uit de Colombiaanse politiewet dat in de praktijk op zo’n beetje elke manier kan worden geïnterpreteerd. Overtreding levert een boete op die vier keer zo hoog is als die voor het dragen van een mes op straat.
Wat volgde, was landelijke verontwaardiging, nadat de 22-jarige Claros zijn verhaal had gedaan aan de lokale radio. Het eten van een empanada –een deegflapje van felgeel maïsdeeg, gevuld met vlees, vis of aardappel, bij voorkeur gefrituurd in bijzonder oude frituurolie in een gebutste pan boven een gasbrander op straat– is zo’n beetje cultureel erfgoed in Colombia. Een geschatte 12 miljoen empanada’s per dag (!) gaan er doorheen, waarmee je de empanada als een aanzienlijke pijler van de Colombiaanse economie zou kunnen beschouwen.
Binnen een paar dagen na Claros’ radio-interview hadden sympathisanten het bedrag van de boete ingezameld en plaatsten Colombianen foto’s op de sociale netwerken. Ze daagden de politie uit met een deegflapje op straat en riepen op tot een protest „ter legalisering van de empanada.”
De boete van de agenten was echter niet per se gericht tegen de studenten die het flapje bestelden. Het probleem is de gigantische informele economie van Colombia, waar de Colombiaanse overheid met deze wetsartikelen de aanval op opent, zonder de achterliggende oorzaken aan te pakken.
Zo’n 10 miljoen Colombianen werken zwart, bijna de helft van de totale beroepsbevolking. Noodgedwongen, want de banen liggen niet voor het oprapen. Wie een onderneming wil legaliseren, loopt tegen zulke hoge belastingen aan dat het meer kost dan het oplevert.
Dat geldt zeker voor de handel in empanada, een van de meest verkochte producten in de informele economie. Wie niets heeft, begint met het verkopen van empanada’s, bereid in een keukentje thuis. Iets beter bedeelde verkopers investeren in een gasbrander en een karretje om de hele dag door te kunnen bakken.
Maar hun inkomsten –en die van de miljoenen andere straatverkopers– zijn bij lange na niet toereikend om de hoge kosten van het ondernemerschap te betalen. Zo blijven ze noodgedwongen in de illegaliteit werken. En zijn ze doelwit van arbitraire politieacties.
Uiteindelijk zou de rechter oordelen dat Claros de boete niet hoefde te betalen, nadat hij in beroep was gegaan. Het bedrag was toch wel een beetje „buitenproportioneel”, aldus de rechter. Maar de wet die de boete mogelijk maakte, blijft van kracht, waarmee de jacht op informele straatverkopers nog open is.
Voorlopig kijk ik even goed om me heen, voor ik een empanada op straat bestel. Als de geur van oud frituurvet me er al niet al van weerhoudt.