Zomaar een zondag in Montevideo. Stadsbewoners hangen ontspannen rond op het gras, een stel hippies balanceert op een koord tussen de palmbomen. Verderop zakt de zon langzaam in de Rio de la Plata, de Zilver-rivier, aanschouwd door zoenende stelletjes. Niets aan de hand. Dan klinkt een diep, dreigend gerommel. Reisgenoot Luis Suárez springt op. ‘Dat zijn de llamadas!’ roept hij opgewonden. ‘Vamos!’
We lopen de stad in, onze oren achterna. De straten zijn uitgestorven, op een hoek smeult een houtvuurtje. Het geluid zwelt aan. Dan doemt een enorme vlag op, rondgezwaaid door een man die twee keer zo klein lijkt. In zijn kielzog een twintigtal dansende vrouwen, gevolgd door een groep mannen die ritmisch slaan op felgekleurde trommels zo groot als regentonnen. Hoe verder ze gaan, hoe meer mensen uit hun deuren komen en zich aansluiten, van ouderen met wandelstokken tot moeders met kinderwagens en flirtende jeugd, meedansend met de trommelaars of staand langs de route.
Dit is Montevideo, waar de inwoners van elke zondag een feestje maken. De traditie van de llamadas – llamar betekent ‘roepen’ – voert terug op de tijd dat de Afrikaanse slaven in Montevideo op zondagmiddag hun vrienden luidruchtig optrommelden om samen te dansen op de ritmes van de houten tambores. Die traditie, de candombe genoemd, is inmiddels een wekelijks volksfeestje voor alle Montevideanos. Ze beschouwen de optochten als hét symbool van hun nationale cultuur.
Een beetje groezelig
En zo zijn er nog meer redenen om een keer de oversteek van ruim 200 kilometer te maken naar deze kant van de riviermonding die Montevideo scheidt van zijn bekendere buurman Buenos Aires. De stad is een beetje als zijn bekendste stadsbewoner, de oud-president José ‘El Pepe’ Mujica die zowel het homohuwelijk als de welig tierende wietteelt in het land legaliseerde, en internationaal furore maakte als de ‘armste president ter wereld’ doordat hij 90 procent van zijn inkomsten wegschonk. Montevideo is even eigenzinnig als pretentieloos, en net als ‘El Pepe’ op het eerste gezicht een beetje groezelig. Maar wie verder kijkt, komt er veel moois tegen.
Neem Ciudad Vieja, het bijna drie eeuwen oude koloniale stadscentrum aan de haven. Ooit bouwden de Europese immigranten hier de allermooiste pleinen, theaters en palazzi, alles volgens de laatste fin-de-sièclemode en door de beste Franse en Italiaanse architecten. Maar in de jaren zeventig vertrokken de welgestelde inwoners naar nieuwe buurten aan het strand, de palazzi berooid achterlatend, vele jaren ten prooi latend aan verval en woekerend onkruid.
Maar voor het eerst in twintig jaar is er weer leven in de oude havenbuurt. Pleinen en palazzi worden langzaamaan opgelapt. Net als de eeuwenoude havenmarkthal, waar nu restaurantjes het hongerige volk voorzien van enorme lappen geroosterd vlees en een enkel visje, want de Uruguayos zijn principieel carnivoor. In de verkeersluwe winkelstraten Pérez Castellano en Sarandi is het fijn struinen langs talloze antiek- en tweedehandsboekenwinkels, er zijn mooie muurschilderingen te zien en al dan niet hippe cafés, en straatverkopers van allerhande curiosa, die altijd aan het schaken lijken te zijn.
De mensen
Anders dan in andere steden, waar stadsvernieuwing doorgaans gelijkstaat aan de komst van dure vintagewinkels en eettentjes voor biologisch etende yuppen, is de Montevideaanse bric-à-brac gewoon authentieke rommel en werd een deel van de opgeknapte palazzi omgebouwd tot communes, waar minderbedeelden voor weinig geld een kamer kunnen huren.
Al even sympathiek is de gratis internettoegang, en de fitnesstoestellen voor gemeenschappelijk gebruik op sommige pleinen. En ronduit ontroerend is de ‘Vrije ruimte voor seksuele diversiteit’, een pleintje dat die naam kreeg ter ere van het in 2013 gelegaliseerde homohuwelijk. Zoenende homostellen kom je hier overigens niet tegen – tenslotte kan dat overal op straat -, wel een gemoedelijke chlochard die, bivakkerend op een bankstel voor een oude tv, je complimenteert met je mooie ogen.
Dat is misschien wel het mooiste aan Montevideo: de mensen. Tientallen jaren van crisis en dictatuur lijken hun koppen te hebben gegroefd, maar niet wat de Uruguayos hun buena onda noemen, een soort good vibe – maar dat klinkt dan weer zo kazig. Van de zwerver in het portiek tot de wachtenden bij de bus, alle mensen zijn vriendelijk, behulpzaam, zelfs als je er niet om vraagt, en haast zonder uitzondering uitgerust met een goed gevoel voor humor.
Paradijsvogels
De karakteristiekste koppen vind je op de Feria de Tristán Narvaja, de zondagsmarkt in het centrum. De gang naar La Feria is al even heilig voor de Montevideanos als de eerder beschreven candombe. Gewapend met thermosflessen onder de oksel en matépot in de hand (de bittere kruidenthee, gedronken met kleine slokjes door een metalen rietje) trekken ze in drommen langs de honderden kraampjes en kleedjes met waren die, hoe verder weg van de hoofdstraat, steeds curieuzer lijken te worden. Van fruit, boeken, matépotten en treurige hamsters, naar tuinharken, vinylplaten en verlopen medicijnen. Eén optimist had zelfs een overgeschoten kunstgebit uitgestald.
Al even curieus zijn de paradijsvogels die de markt bevolken. ‘Ik ben autodidact’, verklaart Mario, leunend tegen de deurpost van een tweedehandsplatenzaak. In zijn mondhoek bungelt een sigaret; wat rest van zijn haar is wit. Zijn grijze ogen staren me wat doorlopen aan. ‘Ik ben schrijver, regisseur, muzikant. Jazz, hou je van jazz?’ Hij woont in het hostel van zijn dochter, vertelt hij. ‘Chez Mario. Daar zijn ook twee Hollandse vrouwen nu. Heel elegant. Niet zo plomp als die meiden van hier.’
Na de gang over de markt, en eventueel een chivito (een wonderlijk gerecht bestaande uit een geroosterde lap vlees, sla, tomaat, huzarensalade, champignons, ham, kaas én patat op een broodje) in één van de oudemannencafés achter de kramen, trekken de stadsbewoners naar een van de parken voor nog wat maté’s in het gras, tot de tambores weer beginnen te rommelen en de Montevideanos opstaan om zich aan te sluiten bij een van de vele processies in de stad.
Stort je in het gewoel, dans, drink, maak een praatje met je buurman, het maakt niet uit wat je doet. ‘Zolang je mensen voor je ziet dansen, is het goed’, zegt Jorge, vaste gast van de candombe. ‘Is het je opgevallen dat er niet één agent in de buurt is? En dat in Latijns-Amerika.’ Hij haalt een heupfles honinggrappa uit zijn zak en deelt die rond, ’tegen de kou.’ We warmen ons bij het vuurtje, terwijl een groep blazers een pauzeconcertje inzet, en bevestigen het nationale motto nog maar eens: Buena onda.
Zes bijzondere plaatsen
De 47-jarige kunstenaar Alfredo Ghierra uit Montevideo leek ooit campagne te voeren voor de burgemeestersverkiezingen. In werkelijkheid was het een kunstproject om aandacht te vragen voor de deplorabele staat van het historisch erfgoed van de stad. Zijn nepcampagne kreeg zo veel aandacht dat sommige voorstellen werden overgenomen door echte stadsbestuurders. Zijn zes favoriete erfgoedplekken:
• Palacio Salvo: De ‘Eiffeltoren van Montevideo’, noemt Ghierra deze art-decowolkenkrabber aan het Onafhankelijkheidsplein. Het gebouw, in 1928 geopend als hotel, huisvest nu kantoren en appartementen. Loop er gewoon naar binnen, neem de vervaarlijk piepende ijzeren lift naar boven, zwerf door de gangen en werp een blik op de binnenplaats waar de was te drogen hangt.
• Jockey Club: Schuin tegenover het Salvopaleis aan Avenida 18de Julio, staat een van de mooiste gebouwen van de stad: de Jockey Club. ‘Tot de jaren zestig was dit door Franse architecten ontworpen art-decogebouw uit 1932 een besloten club. Maar met de dictaturen was het gedaan met hun rijkdom en raakte het gebouw in verval. Tot een groep investeerders het overnam en een restaurant opende in de hal van het pand, een prachtige hoge ruimte omgeven door marmeren pilaren en glas-in-loodramen.’
jockeyclub.com.uy
• Hotel Splendido: Dit hotel, aan het begin van Ciudad Vieja in een gebouw uit 1901, heeft het meest weg van het pension uit Elschots Villa des Roses. Doorgesleten hoogpolige tapijtjes met leeuwenprint, donkere kruip-door-sluip-doorgangen met retrobehang, krakende houten vloeren en dito bedden, hoge plafonds met kroonluchters, en dat alles doordesemd van de zoetige geur van oude boeken en pijptabak.
splendidohotel.com.uy
• Museo de Artes Decorativas: ‘Dit museum is gevestigd in een 19de-eeuws palacio, gebouwd in het hart van de oude stad. Het paleis is van de keuken tot de slaapkamers open voor het publiek, waardoor je als het ware door het privéleven van de rijke bourgeoisie van begin 20ste eeuw kan reizen.’
facebook.com/museodeartesdecorativasmontevideo
• Prado: ‘Mijn favoriete plek. Eeuwen geleden bouwden de rijken hier hun vakantiehuizen op wat toen nog het platteland was. Inmiddels is de stad zo groot geworden dat de vakantiehuizen een nieuwe buurt werden, terwijl hun enorme tuinen zijn getransformeerd tot het gelijknamige stadspark.’ Zwerf langs de oude zomerhuizen en maak een wandeling door het park, met onder meer een botanische tuin.
• Mercado Agricola: ‘Honderd jaar oude boerenmarkthal in het noorden van de stad, die twee jaar geleden werd gerenoveerd en heropend als markthal met groenten, fruit, vlees en vis, en restaurantjes en koffietentjes. De hal valt op door zijn enorme binnenruimte, met ingenieuze constructies van gietijzer en hout en beeldhouwwerken.’
mam.com.uy