Ometepe is zo’n plek die reisschrijvers omschrijven als paradijselijk, wat ook echt zo is. Het eiland midden in het Meer van Nicaragua bestaat uit twee met elkaar verbonden vulkanen. De één met een bijna symmetrische kegel waaruit zo nu en dan een pluim rook opstijgt, de ander overdekt met tropisch regenwoud, dikwijls in nevelen gehuld. En daar blijft het niet bij. Aan de voet van de vulkanen vormen zich riviertjes en watervallen tot de vulkanische strandjes aan de oever van het meer, zó groot dat de Spaanse veroveraars het Mar Dulce doopten: Zoete Zee.
De meeste eilanders verplaatsen zich per fiets, de mannen met hun onafscheidelijke machete onder de snelbinder geklemd, de vrouwen met hele kinderscharen balancerend op de stang. De overige weggebruikers bestaan uit koeien, kippen en jonge toeristen, voorbij zoevend op gehuurde scootertjes of zwetend op een roestige mountainbike. Het is er zó gemoedelijk dat de ‘kippenbus’, een oude, Amerikaanse schoolbus die eens per uur over de enige weg rondom het eiland rijdt, stopt voor een overstekend schildpadje.
Toch kan het over een paar jaar zomaar gedaan zijn met de idyllische rust van Ometepe. Twee jaar geleden begon de aanleg van een kanaal dat dwars door Nicaragua loopt, van de oostkust aan de Caribische Zee tot de westkust aan de Stille Oceaan. De vaarroute voert midden door het Meer van Nicaragua, en pal langs Ometepe. De waterweg moet het alternatief worden voor het verderop gelegen Panamakanaal, en zal daarmee het arme Nicaragua uit het slop halen, zo hoopt de regering. Maar er klinkt protest. Afgelopen maand demonstreerden eilandbewoners met No al Canal-spandoeken.
Het leven van de 35 duizend bewoners is nu nog relaxed. De Ometepenses wonen in slaperige dorpjes rondom de vulkanen, waar ze bananen, koffie en rijst verbouwen en eenvoudige hospedajes voor toeristen runnen. De huizen zijn van hout en golfplaten, met erven van aangestampte aarde waar kinderen spelen tussen scharrelende kippen en drogende was. Op de veranda schommelt altijd wel iemand heen en weer in een hangmat.
Ecolodges en finca’s
Het toerisme is er fijn kleinschalig. Grote hotels zijn er niet, wel rustieke ecolodges en oude finca’s die zijn omgetoverd tot toeristenverblijven. Vooralsnog zijn het vooral rugzaktoeristen en natuurliefhebbers die Ometepe bezoeken. Ze beklimmen een vulkaan, duiken in een waterval of luieren wat in een hangmat uitkijkend op het meer. Anderen doen vrijwilligerswerk in een van de biologische moestuinen op het eiland of geven les aan eilandkinderen. Er lijkt niets aan de hand, kortom.
Maar de weerstand tegen het kanaal is groot. De bewoners vrezen voor vervuiling en verzilting door het uitgraven van het kanaal. De eilanders en omwonenden van het meer halen er hun drinkwater vandaan, leven van de vis die ze er vangen. Bovendien zijn ze bang hun land te verliezen. Tienduizenden Nicaraguanen langs de route zullen een ander heenkomen moeten zoeken.
‘Dat kanaal komt er niet’, zegt souvenirverkoper Pablo vastberaden. ‘Het volk van Nicaragua zal zich ertegen verzetten.’ We ontmoeten Pablo bij het Ojo de Agua, een natuurzwembad gevoed door een ondergrondse rivier die ontspringt bij vulkaan Maderas, waar hij beeldjes van vulkanisch gesteente verkoopt aan toeristen. Op zijn hoofd prijkt een verschoten geel petje, daaronder een paar vriendelijke ogen. ‘Alleen de regering en die Chinezen winnen erbij’, vervolgt Pablo. ‘En van de natuur zal niets overblijven.’
Ook het toerisme zelf zal veranderen. Zo heeft de Chinese investeerder die de aanleg van het kanaal uitvoert, plannen voor een luxe resort op Ometepe. ‘Er zitten twee kanten aan’, zegt Felix Morales, personeelschef van Finca Magdalena, waar 24 families een onbespoten koffieplantage en een hostel runnen. ‘Aan de ene kant zullen door de aanleg van het kanaal meer toeristen naar Ometepe komen. Aan de andere kant zal het milieu er ongetwijfeld onder lijden. En het is de vraag of kleine ondernemers als wij de concurrentie aankunnen met de grote investeerders die het kanaal ook naar het eiland zal brengen.’
Solentiname
Verderop in het Meer van Nicaragua ligt de archipel Solentiname. Dat is mogelijk nóg relaxter dan Ometepe. Van de zesendertig met dicht woud overdekte eilanden zijn er maar vijf bewoond, waarvan één met apen. Op de eilanden zijn geen wegen, alleen wandelpaden waar men, heel aandoenlijk, rotondes voor voetgangers heeft aangelegd. Wanneer de avond valt, zijn het slechts de vuurvliegjes die de duisternis bestrijden. Het enige rumoer komt van de padden die luid kwakend bezit nemen van het bedauwde gras, en van het meer dat zachtjes tegen de oever klotst.
Toch is de gemeenschap minder ingeslapen dan het lijkt. Dat heeft alles te maken met de Nicaraguaanse priester, schrijver en revolutionair Ernesto Cardenal (92), die in 1966 naar Solentiname kwam om een kerkgemeenschap te op te richten. Uiteindelijk werd het een kunstenaarskolonie en kweekte hij een revolutionaire inborst onder de eilandbewoners. De priester veranderde het leven van de eilanders voorgoed.
De eilanders herinneren zich de zondagse missen van de priester. In plaats van te preken, vroeg hij de veelal ongeschoolde boeren een passage uit het evangelie te bespreken, vers voor vers. En om die vervolgens toe te passen op de dictatuur van Somoza uit die tijd. Zodoende kregen de boeren door dat onrecht iets is waartegen je in opstand kunt komen. In 1977 zouden ze dat ook doen, toen ze samen met de Sandinisten het legerhoofdkwartier van Somoza bestormden. Uiteindelijk zou Cardenal de discussies van de boeren optikken in zijn boek Het Evangelie in Solentiname, dat hij de ‘revolutionaire interpretatie van de blijde boodschap’ noemde.
‘De kerk van Ernesto was onze universiteit’, zegt Esperanza Guevara (59), die opgroeide in de gemeenschap van Cardenal en daar nu een toeristenverblijf runt. Ze vertelt ons urenlang over de priester, over de revolutie en hoe het daarna ging. ‘Hij leerde ons wat solidariteit en rechtvaardigheid betekende, in een wereld vol ongelijkheid. Zonder hem waren we hier nog steeds aan het bidden voor verlossing.’
Kunstenaarsgemeenschap El Refugio
Naast zijn revolutionaire bijbellessen leerde Cardenal de eilanders artistieke vaardigheden. De priester kocht materialen, nodigde kunstenaars uit en spoorde de bewoners aan om wat dan ook te schilderen of vorm te geven met hout. Het resultaat was de ‘primitieve kunst’ waar Solentiname inmiddels internationaal om bekend staat: gedetailleerde olieverfschilderijen die het weelderige regenwoud, de exotische vogels en het dagelijks leven van de bewoners op de eilanden uitbeelden en kleurrijk beschilderde houtbewerkingen in de vorm van vogels, vissen en andere eilanddieren.
Tientallen families op Solentiname leven nu van hun kunst. Zoals die van Lydia (43), bewoner van kunstenaarsgemeenschap El Refugio op Mancarrón, het grootste eiland van de archipel. Haar 16-jarige zoon is net begonnen aan een nieuwe figuur van balsa, een lichte houtsoort die rond het meer groeit. Hij zet het stuk hout op een hakblok en laat zijn machete erop vallen, langs de lijnen van de kaaiman die hij erop heeft uitgetekend. ‘Het houdt hem van de straat’, lacht Lydia. De mannen doen het ruwe voorwerk, waarna de vrouwen het hout bijschaven en schilderen.
Ook op Solentiname houdt de aanleg van het kanaal de gemoederen bezig. ‘Dit gebied is vulkanisch, het is veel te gevaarlijk hier een kanaal uit te graven!’, zegt Guevara. Ook de oude priester, die nog vaak terugkeert naar het eiland, protesteert fel tegen het plan. ‘Zonder het meer zal er geen Solentiname meer zijn’, stelt de inmiddels 92-jarige Cardenal in een krantenartikel dat aan de muur van de bibliotheek is geprikt. ‘Straks kunnen we niet meer vissen, geen water uit het meer gebruiken om te drinken of om onze gewassen te besproeien. Het enige wat overblijft, zijn de boten om naar te kijken en blikvis van de Chinezen.’
Toch is het de vraag óf het kanaal er nog wel gaat komen. Op de aanleg van een weg na is de bouw van het kanaal nog steeds niet begonnen. De regering wacht op aanvullend onderzoek naar risico’s, tegenstanders menen dat de Chinese investeerder blut is en het plan zelf onhaalbaar. Van uitstel komt afstel, hopen de eilandbewoners.
(Openingsfoto van Wikicommons)